Eind 2017 stelden we schriftelijke vragen over de controle van o.a. luchtwassers bij intensieve veehouderijen. We herhalen de vraag hier: Met welke regelmaat worden de luchtwassers periodiek gecontroleerd op werking en geluid? Wie voert deze controles uit? Zijn deze rapporten openbaar?
Antwoord: Jaarlijks, alternerend het ene jaar fysiek en het andere jaar middels een (administratieve) milieuaudit, een en ander conform de risicoanalyse milieutoezicht en het bestuurlijk vastgestelde Uitvoeringsprogramma van de MER Omgevingsdienst. Controles worden uitgevoerd door gespecialiseerde toezichthouders en deze stellen rapporten op. Deze zijn openbaar.
Naar aanleiding van het artikel ‘Overheid faalt bij controle veeboeren’ in De Limburger van 27 februari jl. stellen we nu opnieuw vragen over deze materie:
Vraag 1: Volgens De Limburger moeten grote varkensboeren en pluimveehouders (bedrijven met op z’n minst 750 zeugen of 2.000 mestvarkens of 40.000 stuks pluimvee) worden gecontroleerd op de gebruikte technieken om het milieu te sparen en de leefomgeving te beschermen. Deze bedrijven moeten voldoen aan Europese normen voor energieverbruik, geluid, ammoniak, fijnstof, geur, milieuzorg en watergebruik. Daarvoor moeten de best beschikbare technieken voor verwarming, koeling, ventilatie en verlichting aanwezig zijn.
1a. Is deze berichtgeving juist? Zo ja, kunt u uitleggen met welke wet(ten) we te maken hebben voor wat betreft milieucontroles bij deze intensieve veehouderijen en met welke regelmaat controles op bovengenoemde punten wettelijk moeten plaatsvinden?
Antwoord: Het klopt inderdaad dat intensieve veehouderijen gecontroleerd worden op de naleving van de regels op het gebied van milieu zoals vastgelegd in de voor het betreffende bedrijf vigerende omgevingsvergunning en op onderdelen in het activiteitenbesluit. Het voert te ver om al deze regels hier op te sommen, maar belangrijk daarbinnen zijn de regels op het gebied van ammoniak- en geuruitstoot. Volgens de beschrijvingen behorende bij het stalsysteem moeten diverse waarden worden geregistreerd en bijgehouden in een digitaal registratiesysteem. Dit systeem moet altijd uitgelezen kunnen worden, maar is ook live te raadplegen. Mochten deze waarden afwijken van de opgenomen norm, dan moeten het systeem en de sensoren gecontroleerd worden. De rendementsmetingen zoals deze voorheen opgenomen werden in de stalsystemen, zijn komen te vervallen. Voldoet het bedrijf tijdens de controle niet aan bepaalde vergunningsvoorschriften, dan wordt het bedrijf aangeschreven op de tekortkomingen en wordt een hercontrole uitgevoerd. De controlefrequentie van deze categorie agrarische bedrijven is opgenomen in de ministeriële regeling omgevingsrecht (uitvoeringsregeling van de Wabo) en ligt op 1 periodieke controle per 3 jaar. Deze controlefrequentie is ook vastgelegd in het bestuurlijk vastgelegde Uitvoeringsprogramma van de RUD/MER Omgevingsdienst en de daaraan ten grondslag liggende risicoanalyse; het toezicht wordt immers grotendeels risico-gestuurd georganiseerd. Voldoet het bedrijf tijdens de controle niet aan bepaalde vergunningsvoorschriften, dan wordt het bedrijf aangeschreven op de tekortkomingen en wordt een hercontrole uitgevoerd.
1b. Hoe vinden de fysieke metingen voor geur, fijnstof en ammoniak plaats bij deze bedrijven?
Antwoord: Fysieke metingen worden alleen uitgevoerd als er twijfel bestaat over de werking van de inrichting. Het aantal dieren, in combinatie met de gebruikte staltechniek, bepaalt de uitstoot. Inrichtingen moeten diverse gegevens registreren op basis van de milieuwetgeving en de technische beschrijving van de gebruikte staltechniek.
Vraag 2: Hoeveel intensieve veehouderijen met respectievelijk 750 zeugen of 2.000 mestvarkens of 40.000 stuks pluimvee (zgn. IPPC-bedrijven) zijn gevestigd in Echt-Susteren?
Antwoord: In de gemeente Echt-Susteren bevinden zich 9 agrarische IPPC-bedrijven.
Vraag 3: Hoeveel bedrijven hiervan zijn binnen de wettelijke termijn gecontroleerd?
Antwoord: Alle bedrijven zijn binnen de wettelijke termijn gecontroleerd.
Vraag 4: Indien nog niet alle bedrijven zijn gecontroleerd:
4a. Wat is de oorzaak van de achterstand?
4b. Wanneer heeft u de achterstand weggewerkt?
4c. Hoe voorkomt u nieuwe achterstanden in de toekomst t.a.v. specifiek deze milieucontroles bij intensieve veehouderijen?
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 5: Hoeveel gecontroleerde bedrijven voldeden aan de wettelijke normen?
Antwoord: Bij alle bedrijven zijn geen noemenswaardige overtredingen geconstateerd. De overtredingen die worden geconstateerd zijn in lijn met de overtredingen zoals deze ook in de regio voorkomen. In de meeste gevallen gaat het om kleine overtredingen, zoals het onderhoud van de blusmiddelen of administratieve gegevens die niet direct beschikbaar zijn. In enkele gevallen is geconstateerd dat een van de geregistreerde waarden te hoog of te laag was. Dit kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld een kapotte sensor of een storing in het systeem. In alle gevallen zijn de tekortkomingen binnen enkele dagen verholpen.
Vraag 6: Indien er bedrijven zijn die niet voldeden aan de wettelijke normen:
6a. Welke middelen heeft het college om een bedrijf te dwingen om aan de normen te voldoen?
Antwoord: Indien sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift is het college bevoegd en in beginsel ook verplicht om bestuursrechtelijk handhavend op te treden. Het college heeft diverse handhavingsinstrumenten om de naleving van de wetten te bevorderen, zoals het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom. Bij kleine overtredingen volgt eerst een waarschuwingsbrief.
6b. Na hoeveel maanden volgt een nieuwe controle?
Antwoord: De lengte van de begunstigingstermijn is afhankelijk van onder meer de aard en ernst van de overtreding(en) en de aard van de maatregelen die moeten worden getroffen.
6c. Wat doet u als het dan nog steeds niet in orde is?
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 7: Op welke wijze kunnen inwoners van onze gemeente de rapporten opvragen voor het geval ze willen weten of een veehouderij is gecontroleerd op wettelijke milieunormen en wat de bevindingen waren?
Antwoord: Inwoners kunnen de rapporten - bij voorkeur schriftelijk - opvragen.