Recentelijk stelden wij vragen over het gebruik van folie en plastic op akkers. Dit heeft ons inziens een grote impact op het landschap. Er ontstaat een heel onnatuurlijk landschapsbeeld dat niet past bij een Cittaslow-gemeente. We stelden vragen naar aanleiding van een vergunningaanvraag voor zgn. regenkappen, zie foto. Uit de antwoorden blijkt dat ook het college de vinger aan de pols houdt.

Vraag 1: Is het college het met GroenLinks eens dat het gebruik van plastic afbreuk doet aan het landelijke karakter van onze Cittaslow-gemeente? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Het college onderkent dat de grootschalige toepassing van landbouwplastic (en andere teelt ondersteunende voorzieningen) afbreuk kan doen aan het landelijk karakter.



Vraag 2: Is het college bereid om bovengenoemde vergunning tóch te weigeren gezien de impact op het landschapsbeeld en i.h.k.v. duurzaamheid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Een vergunningaanvraag wordt getoetst aan de geldende wet- en regelgeving, zoals vastgelegd in onder meer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Bouwbesluit. Ook voor toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid ex artikel 4.4.5 van het in 2016 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied zijn specifieke toetsingscriteria opgenomen. Op het moment dat een aanvraag voldoet aan de gestelde criteria dan mag een aanvrager er in principe van uitgaan dat de vergunning wordt verleend. Ten aanzien van het landelijk gebied zijn in de gemeentelijke Structuurvisie een aantal uitgangspunten benoemd, zoals het voorkomen van 'verrommeling' en verstening, maar ook het bevorderen van een (duurzaam) agrarisch grondgebruik en het bieden van een vanuit toeristisch-recreatief oogpunt aantrekkelijke omgeving. Door in het bestemmingsplan voorwaarden te verbinden aan de toepassing van bepaalde teelt ondersteunende voorzieningen is het naar het oordeel van het college mogelijk om een goede balans te vinden tussen deze belangen. Ten aanzien van de voorliggende aanvraag merkt het college op dat de regenkappen worden gerealiseerd op een beperkt gedeelte van het totale areaal van de ondernemer, waardoor het risico op economische schade door regenval kan worden beperkt zonder buitensporige investeringen of onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden. Tevens is  het betreffende perceel solitair gelegen en vanaf de openbaar toegankelijke weg niet of nauwelijks zichtbaar, waardoor de landschappelijke impact gering is. Ons college is in beginsel dan ook voornemens om de gevraagde vergunning te verlenen.



Vraag 3: Graag ontvangen we in begrijpelijke taal wat valt onder binnenplanse afwijkingsvoorwaarden in het bestemmingsplan Buitengebied. Antwoord: Het instrument van de binnenplanse  afwijkingsbevoegdheid is bedoeld om voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen onder voon/vaarden toestemming te kunnen verlenen met toepassing van de reguliere vergunningprocedure (beslistermijn van 8 weken), dus zonder dat een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Teelt ondersteunende voorzieningen (anders dan afdekfolie en minitunnels) buiten het bouwvlak worden alleen toegestaan indien de percelen niet zijn gelegen binnen een beekdal, er geen sprake is van onevenredige aantasting van omliggende waarden en functies en de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond. Tevens wordt in het

kader van de zichtbaarheid rekening gehouden met de situering van betreffende voorzieningen en kunnen waar nodig landschappelijke inpassingsmaatregelen worden verlangd.



Vraag 4: Is het college bereid om strengere eisen te stellen aan het gebruik van plastic op akkers zodat toekomstige aanvragen bij voorbaat of makkelijker geweigerd kunnen worden? Zoja, op welke termijn kunnen we een voorstel verwachten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Teelt ondersteunende voorzieningen, waaronder landbouwplastic, zijn binnen bepaalde takken van akkerbouw noodzakelijk en zijn op grond van het bestemmingsplan vergunning vrij toegestaan. Op het moment dat de huidige regeling leidt tot buitensporige toepassing van landbouwplastic zal het college in overleg gaan met de agrarische sector om hierover afspraken te maken. Vooralsnog is dit echter niet aan de orde.



Vraag 5: Op welke wijze moeten of kunnen de landbouwers het plastic op verantwoorde wijze afvoeren? Hiermee bedoelen we al het plastic: ook folie van ingepakte hooirollen, inkuilplastic, van aspergebedden, etc. Hoe is de controle hierop geregeld?

Antwoord: De gemeente doet er veel aan om een bijdrage te leveren aan een correcte afvalscheiding. Landbouwfolie hoort niet in de container, maar dient naar de milieustraat gebracht te worden (en hoort dus ook niet bij het plastic). In gemeentelijke publicaties in o.a. 't Waekblaad zijn en worden inwoners hierop gewezen.

Nagekomen antwoord t.a.v. de controle: Er wordt geen speciale aandacht gegeven aan het opruimen van plastic dat op akkers ligt. Tijdens reguliere milieucontroles wordt de afvoer van afval besproken en bij agrarische inrichtingen wordt met name gekeken naar de afvoer van landbouwplastic. Dit kan een agrarische inrichting jaarlijks gratis laten afvoeren door een erkende inzamelaar. Ook staat beschreven in het activiteitenbesluit dat de drijver van de inrichting de afvalstoffen (dus ook plastic) af moet voeren naar een erkende inzamelaar en de afvoerbewijzen moet overleggen tijdens een controle.